|
Gert (87), 49 jaar lid van de Orde der Vrijmetselaren
Waarom Vrijmetselaar? Eerst enkele persoonlijke familiegegevens:
Mijn vader:
Ikzelf:
Nog enige bijzonderheden: Ikzelf ben op 1 februari 1953 naar Indonesië vertrokken, werd op 1-4-1953 van de Loge "Het Zuiderkruis" (no. 152) overgeschreven naar de Loge "Het Zuiderkruis" (no. 110) Djakarta. De Loge "Het Zuiderkruis" (no. 110) dooft op plechtige wijze op 27 januari 1956 haar lichten. Door de repatriëring naar Nederland door de "Irian-kwestie" van veel Nederlanders, dus ook van vele Broeders Vrijmetselaren, werd het voor "Het Zuiderkruis" niet mogelijk op goede wijze verder te werken. Ik liet met toen overschrijven naar de Loge "De Ster in het Oosten" (no. 114) in Djakarta. Dit was de moederloge van "Het Zuiderkruis". In februari 1958 werd ik met mijn gezin door de reeds bovengenoemde "Irian-kwestie" gedwongen naar Nederland te repatriëren. Na mijn vestiging in Utrecht - werkzaam bij de NV Houthandel Jongeneel - heb ik mij per 16 april 1959 van "De Ster in het Oosten" Djakarta laten overschrijven naar de Loge "Hermannus van Tongeren"(no. 204) in Utrecht. In juli 1963 werd ik te werk gesteld bij de NV Tribomy (Triplex en Board My), Keizersgracht te Amsterdam. Tribomy was een 100% dochter van NV Jongeneel.
Op 24 september 1964 ben ik met mijn gezin in Amsterdam komen wonen. Na eerst gevisiteerd te hebben in meerdere Amsterdamse Loges (o.a. "La Charite", waar mijn vader werd ingewijd, bevorderd en verheven), ontmoette ik Broeder Henk Kilian, voorzitter van de zojuist heropgerichte Loge "Post Nubila Lux" (22 juni 1963). Henk Kilian kende ik nog uit Djakarta, waar hij lid was van de Loge "De Witte Roos" Djakarta. Ik was verloren en liet me van de Loge "Hermannus van Tongeren" Utrecht, overschrijven naar de Loge "Post Nubila Lux" (no. 236) Amsterdam.
En dan nu nogmaals: waarom werd ik - ben ik - vrijmetselaar geworden?
Ik heb het eigenlijk altijd vanzelfsprekend gevonden, gezien de maçonnieke omgeving waarin ik ben opgegroeid. Ik was van 1926 tot 1930 in de Louisa Stichting in Den Haag. De Louisa Stichting was een maçonnieke instelling, oorspronkelijk alleen bedoeld voor wezen en half-wezen van overleden Vrijmetselaren. Na 1925 konden ook kinderen van Vrijmetselaren die zich voor langere tijd in het buitenland bevonden tegen betaling worden opgenomen. Daar bevond ik mij als 12 - 14 jarige jongen dus uitsluitend tussen kinderen van Vrijmetselaren. Na terugkeer met mijn ouders in 1930 naar Malang ging ik daar op de H.B.S. en deed in 1933 eindexamen. Mijn vader was altijd actief Vrijmetselaar geweest, minstens 1 keer per week naar de Loge; vrienden en kennissen die over de vloer kwamen en die ook in gezinsverband bezocht werden, waren voornamelijk van maçonnieke huize. Ik had grote bewondering voor mijn vader. Vlak voor de Japanse bezetting van Indië kwam hij te overlijden op 23 oktober te Malang. Ik was toen als ambtenaar P.T.T. werkzaam op het postkantoor Medan, op Sumatra's oostkust. Toen al was mijn vaste voornemen om t.z.t. wanner ik financieel volkomen zelfstandig was, vrijmetselaar te worden. De Japanse internering en de turbulente tijd daarna, deed mij mijn aanvraag tot toetreding steeds uitstellen. Toen ik na mijn opwachtgeld - stelling bij de P.T.T. in Indonesie in Nederland was teruggekeerd en na verschillende sollicitaties aangenomen werd voor uitzending naar Indonesië, sprak mijn oom Gustaaf Hondius van Herwerden (ook Vrijmetselaar), een broer van mijn reeds voor de oorlog overleden schoonvader, oud resident van Batavia van voor de oorlog, de voor mij gedenkwaardige woorden: "Bert, het wordt nu toch tijd dat je je voor de Orde aanmeld". Oom Gustaaf was reed sin 1935 met pensioen naar Holland vertrokken en had zich gevestigd in Voorburg. Ik was het met hem eens, en omdat hij zelf lid was van de Loge "Het Zuiderkruis" (no. 152) Den Haag, meldde ik mij aan bij deze Loge, waar ik op 24 maart 1952 werd ingewijd.
Dit was het dan, misschien niet geheel duidelijk om welke reden ik dan toch Vrijmetselaar geworden ben. Voor mij was de reden om te verkeren onder gelijkgestemden, wellicht met af en toe verschillende opvattingen, maar toch om met elkaar in harmonie te leven.
Amsterdam, 18 januari 2001 G.L.A. Kien |
||
|
|||
|
|||